In de zorgsector blijft het concept ‘zorghotel’ in de praktijk een vrij zeldzaam gegeven. Dat heeft veel te maken met de regelgeving over financiering van de zorg. Maar kan de zorg in de praktijk niet gewoon een aantal hoteldiensten integreren? En kan de hospitalitysector ook wat leren uit de zorg? We staken ons licht op bij enkele ervaren mensen uit de praktijk.
Hans Maréchal richtte in 2000 M+R interior architecture (Eindhoven) op. Zijn bureau tekende voor onder meer zorghotel Udens Duijn in Uden (2013). “Maar we werken ook veel voor ziekenhuizen”, zegt hij. “In beide gevallen draait het erom een omgeving te creëren die bijdraagt aan herstel. Vroeger waren ziekenhuizen puur functioneel ingericht, met een sterke nadruk op hygiëne. De grens tussen zorgomgeving en hotel of thuis was scherp en vaak stigmatiserend.”
De coronapandemie bracht hier verandering in. De grenzen tussen werk en privé vervaagden door het thuiswerken en ook in ziekenhuizen groeide de aandacht voor sfeer en beleving. “Hygiëne blijft essentieel, maar er is vandaag ruimte voor nieuwe perspectieven. Denk aan hospices voor palliatieve patiënten, Ronald McDonaldhuizen en andere initiatieven waarbij familieleden in een huiselijke setting dichtbij de patiënt verblijven. De behoefte aan zorg op maat, met een individueel karakter, neemt toe.”
“Wie in slechts één sector ervaring heeft, herkent niet alle problemen. In de zorgsector, vooral in ziekenhuizen, is het onnatuurlijke piepgeluid van talrijke medische apparaten vanzelfsprekend. Maar wie uit de hospitality komt, hoort meteen hoe stressvol dat kan zijn. Hospitality professionals weten hoe ze een aangename sfeer kunnen scheppen en zijn sterk in het organiseren van een efficiënte taakverdeling.”
Maréchals dochter werkt als arts in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in ‘s-Hertogenbosch. “Daardoor kan ik vaststellen dat zorgverleners meer met de mensen praten en doorgaans erg gepassioneerd zijn door hun werk. Die menselijke schaal en empathie kan een voorbeeld zijn voor de hospitalitysector, waar de aanpak vormelijker is. Kruisbestuiving kan eruit bestaan dat je via een blik op de andere sector kunt leren hoe je zaken niet moet aanpakken. Ik denk daarbij aan aspecten zoals veiligheid en hygiëne.”
“De keuze voor werken in de zorg gebeurt inderdaad meer vanuit een soort roeping”, bevestigt Sandy Cannuyer, business manager van hotel ’t Sandt in Antwerpen. “In de hospitality is de motivatie veeleer uiteenlopend.” Ze ziet zowel parallellen als verschillen. “In de zorgsector weegt de zorgverstrekking door en heb je voor heel wat functies een zeer specifieke knowhow nodig. De opleidingen zijn er getekend door vaste patronen. Zo krijgen ook de uitgeoefende functies strakkere aflijningen en is er minder ruimte voor creativiteit dan in de hospitality. Daar zijn de werkprocedures minder strak. Maar doordat je hier veel meer medewerkers met een minder scherp opleidings- of voortraject aantreft, is een goede coaching er essentieel.”
’t Sandt is een tot hotel omgevormd en gerenoveerd herenhuis uit 1850 in Louis-Philippestijl en met 29 kamers, in het historische centrum van Antwerpen. De Louis-Philippestijl staat bekend als de eerste ‘huiselijke’ bouwstijl. “Een voordeel van een klein en onafhankelijk bedrijf is dat je meer op maat van de individuele klanten kunt werken. Maar 24/7 beschikbaar zijn heeft ook een prijs. Het vergt veel meer van elke medewerker. We maakten al mee dat iemand een bijkomende opleiding volgde om over te stappen naar een zorgorganisatie, omdat daar voor diverse functies comfortabelere uurroosters bestaan. Dat ligt voor ons moeilijker, maar we bieden wel een vlakke hiërarchische structuur en streven naar een degelijke verloning, respect en appreciatie voor iedere medewerker.”
Sommige problemen spelen in beide sectoren, zij het op een verschillende manier. “De nieuwe generatie hotelgasten is gevoeliger voor de prijs, maar verwacht dezelfde service. In ons erfgoedgebouw zijn de kamers erg groot, waardoor ze ook meer uitbatingskosten vergen. Daarom kiezen we in onze geplande uitbreiding voor kleinere kamers.”
Cannuyer verwacht dat de woonzorgsector sterk zal evolueren. “Ook daar komen nieuwe generaties klanten. Ik merk dat het beeld van woonzorgcentra bij senioren allesbehalve positief is. Tegelijk vrezen ze voor vereenzaming als ze individueel blijven wonen. Daarom zie ik mogelijkheden voor cohousing en initiatieven waarbij collectieve woonzorg wordt opgedeeld in kleine afdelingen, met eigen huiselijke activiteiten, zodat er een knusse sfeer ontstaat en het contact met generatiegenoten wordt bevorderd. Een knusser en aantrekkelijker zorgproduct, zeg maar.”
“In beide sectoren zijn het de mensen die het verschil maken”, onderstreept Willem van der Zee, director operations bij Pandox, general van The Hotel in Brussel en president van de Brussels Hotel Association (BHA). “Maar filosofisch en organisatorisch zijn het totaal verschillende sectoren. Zo is zorg een basisrecht en hospitality een vrijwillige keuze. In de zorg primeert urgentie, in de hospitality de klantbeleving. In de hospitality kun je je opstellen als een veeleisende klant, ongeacht de noodzaak van je eisen. Kijk alleen maar naar de verschillende types kamers. Het is meer een bedrijfsomgeving, met meer ruimte voor individuele keuzes. Daarentegen opereren heel wat zorgorganisaties in de non-profitsector. Een groot deel van het aanbod – eten, slapen, sanitair, … – is voor elke gebruiker gelijkaardig.”
“In de zorgsector verloopt de interactie met mensen meer minutieus. Dat is nodig, want wanneer er wat misloopt kan dit ingrijpende gevolgen hebben. En hoewel er in hospitalen ook wel wat seizoenschommelingen te zien zijn, moet je in de zorg 365 dagen per jaar 24/7 aan de bak. In de hospitalitysector heb je voorspelbare periodes met een lagere werkdruk.”
“In de zorgsector bestaat er vandaag geen systeem zoals de sterrenkwalificatie in de horeca”, merkt Van der Zee op. “Het is dan ook moeilijk om het klantencomfort van zorginstellingen met elkaar te vergelijken. Gelukkig komen er initiatieven op gang zoals dat van Gault & Millau. Deze restaurantgids heeft in 2024 op vraag van cateraar Aramark de keukens, tafelbediening en eetzaalinrichting van een aantal woonzorgcentra geauditeerd. Eerder lichtten de G&M-inspecteurs ook al de keuken van AZ Groenige in Kortrijk door. In de woonzorgsector kun je wel voor een premium-formule kiezen, bij een aantal privé-aanbieders. In de publieke en non-profitsector is het aanbod gebaseerd op de wettelijke voorschriften.”
Binnen de zorgsector is het erg moeilijk om voor bepaalde functies mensen met de juiste kwalificaties te vinden. “Daar kan de hospitality voor inspiratie zorgen”, meent Van der Zee. “Met name via de bestaande trainingsprogramma’s.” Hij ziet nog meer mogelijkheden tot wisselwerking. “Veel hangt af van het beschikbare budget, maar de hospitality kan de zorg inspireren voor wat betreft interieur en sfeer. In woonzorgcentra worden maaltijden doorgaans in vast afgelijnde pakketjes en volumes op tafel gezet. Waarom zouden ze geen buffetformule gebruiken voor bewoners die nog voldoende zelfredzaam zijn? Voor het ontbijt en de koffiepauze moet dat toch lukken? Op andere vlakken kan de zorg de hospitality inspireren, zoals in het werken met lagere budgetten.”
Eric van Dalsum kan terugblikken op een lange en gevarieerde eerdere internationale loopbaan in zowel de woonzorg als hotelsector, onder meer als general manager van Radisson Blu Nice. Vanuit zijn hotelervaring bouwt hij aan een vernieuwde maaltijdbeleving bij Zorgbedrijf Antwerpen, waar hij in 2023 werd benoemd tot directeur horeca & facilities. “Naast achttien woonzorgcentra baat het Zorgbedrijf vijftig dienstencentra uit. We willen die ook voor een extern publiek aantrekkelijk maken. Niet alleen bejaarde buurtbewoners, maar ook jongere mensen en medewerkers van bedrijven en kantoren in de omgeving. In voorlopig drie dienstencentra bieden we naast een driegangenmaaltijd tegen een gereduceerde prijs ook een kleine à la carte aan. De organisatie lijkt op die van een buurtbistro. Dat zorgt voor een heel andere maaltijdbeleving.”
“In onze woonzorgcentra introduceren we gedecentraliseerde maaltijdbereiding per afdeling. Dit betekent veel meer dan het creëren van een huiselijke sfeer. De maaltijden worden niet meer klaargemaakt in een kelderkeuken, maar in het zicht van de bewoners. Door de aangenamere beleving maken we van de maaltijden sociale momenten. We verkleinen hiermee ook het risico op ondervoeding. Bejaarde bewoners die dit nog kunnen en willen, mogen mee de maaltijden bereiden en opdienen. Dat alles wel strikt binnen de hygiëne-richtlijnen van het Belgische Federale Voedselagentschap, uiteraard. Het menu verandert met de seizoenen. De aanpassingen worden gedaan tijdens een menuberaad, vier keer per jaar. In principe komt de chef elke week wel een keer langs in de eetzalen, om voeling te houden met de gastronomische wensen van de bewoners.”
Van Dalsum ziet wensen en smaken veranderen. “De huidige generatie bejaarden heeft nog een vrij klassieke smaak. We maken deze mensen blij met frietjes, mosselen, asperges en goed doorkookte groenten. Ik verwacht dat de volgende generaties knapperige groenten willen proeven en speciale vragen, zoals het huidige aanbod van vegetarische en veganistische schotels, zullen wellicht toenemen. We bieden nu al koosjer en halal aan. Op sommige plaatsen, want de vraag hiernaar is sterk plaatsgebonden. Het vergt geen grote inspanningen, omdat onze leveranciers al erg vertrouwd zijn met die vragen.”
“Bij nieuwe bouwprojecten of ingrijpende renovaties spiegelen we ons vandaag voor de inrichting al meer aan de hospitalitysector. Dit houdt onder meer in dat we ruimtes niet meer tegelijk als eetzaal én als polyvalente ruimte gebruiken. Zo voelen de eters zich niet meer gestoord door de bingo- of biljartspelers en vice-versa.”
Zorg en hospitality mogen dan verschillend zijn in functie en filosofie, toch liggen er in de wisselwerking kansen voor vernieuwing. Door het beste van beide werelden te combineren, ontstaan er zorgomgevingen die warmer, efficiënter enmenselijker zijn.