In Nederland breken niet alleen wetenschappers, maar ook patiëntenorganisaties en overheidsinstanties zich het hoofd over de aanpak van de (ouderen)zorg, maar ook over de kwaliteit en betaalbaarheid ervan. Dit denkwerk kan erg gevarieerd zijn, zoals blijkt uit enkele recente voorbeelden.
Er zijn veel medicijnen tegen veroudering in ontwikkeling, die ingrijpen op een enkel lichaamsdeel. Volgens geriater Marcel Olde Rikkert van het Radboud Universitair Medisch Centrum (Radboudumc) kunnen die op korte termijn een effect laten zien, maar liggen bijwerkingen op de lange termijn op de loer. Samen met Amerikaanse collega’s geeft hij aanbevelingen om het onderzoek ervan te verbeteren.
“Medicijnen die afstervende lichaamscellen weer opkrikken, de ingedutte afweer boosten of schade aan het DNA herstellen, kijken te weinig naar de mens als geheel”, stelt Olde Rikkert. “Op de lange termijn kunnen ze het lichaam uit balans brengen. Dergelijke negatieve effecten zijn al voor veel middelen aangetoond.” Hij onderstreept dat veroudering een natuurlijk proces is dat zelfs beschermend werkt tegen ziekte. “Als je ouder wordt, gaan bepaalde cellen in een ruststand. Stamcellen – het type lichaamscellen dat nog alle functies kan vervullen – raken langzaam uitgeput. En de telomeren aan de uiteinden van onze chromosomen worden steeds korter. Dat klinkt misschien negatief, maar het voorkomt deels woekering van cellen en daarmee het ontstaan van kanker. Het is vaak geen goed idee om die herstelbalans te verstoren, door kunstmatig versneld biomarkers te willen normaliseren.”
“Vooral jonge mensen die middelen tegen veroudering gebruiken, moeten oppassen. Zo’n middel heeft geen of amper positief effect op de korte termijn, terwijl er wel een risico is op nadelige gevolgen op de lange termijn. Die kennen we nu nog niet, doordat we nog niet lang genoeg hebben gemeten.” Een van de aanbevelingen is jarenlang en uitgebreid meten. “Bij voorkeur in een vergelijking met een gezonde leefstijl, met sport als een vast onderdeel.”
Vergrijzing, toenemende personeelstekorten, digitalisering en technologische vernieuwing in de zorg en een groeiende diversiteit in de samenleving. Dat zijn volgens een onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de ontwikkelingen met de meeste invloed op de palliatieve zorg in 2050. Op basis daarvan beschreef het RIVM drie scenario’s, waarin óf de gemeenschap, óf het individu, óf de professional centraal staat.
Bij ‘de gemeenschap centraal’ ligt de nadruk in 2050 op het omkijken naar elkaar. Er zijn lokaal zorgzame gemeenschappen waarin iedereen naar eigen kunnen bijdraagt aan de zorg voor elkaar. Techniek wordt ingezet als dit helpt om betere menselijke zorg te geven, bijvoorbeeld door laagdrempelige thuismonitoring. De Rijksoverheid zorgt voor een eerlijke verdeling van geld en middelen. Private partijen, zoals lokale ondernemers en kleine zorgvoorzieningen, kunnen een nuttige bijdrage leveren.
Wanneer de nadruk ligt op het individu, bepalen mensen zelf wat goed voor hen is, bijvoorbeeld bij een behandelplan of stervenswens. Nieuwe technieken, digitalisering en (zelf)monitoring worden omarmd. De overheid beperkt zich tot faciliteren en vertrouwt sterk op de zelfredzaamheid van het individu. Private partijen krijgen veel ruimte.
Het derde scenario legt de focus op de kwaliteit van de zorg. Preventie en zorg krijgen zoveel aandacht (in geld en moeite) dat Nederland nog nooit zo gezond is geweest. Hierdoor kunnen mensen vaak langer blijven werken. Bij ongeneeslijke ziekte krijgt men de best passende palliatieve zorg. De overheid heeft in dit scenario de regie in het organiseren van de zorg, waarbij de kwaliteit voorop staat.
Tarieven op de parkeerplaatsen bij ziekenhuizen zorgen voor problemen bij patiënten, meent directeur Arthur Schellekens van de Patiëntenfederatie. Hij is niet principieel gekant tegen betaald parkeren bij het ziekenhuis, maar de stijgende tarieven vormen volgens hem wel een probleem. “Voor de gemiddelde patiënt, die een keer per jaar naar het ziekenhuis gaat, is het nog best wel op te brengen. Maar voor een chronische patiënt begint het aardig aan te tikken.” Naast het verstrekken van uitrijkaarten aan regelmatige patiënten kunnen ziekenhuizen in zijn ogen nog meer inzetten op digitale zorg, met beeldbellen, thuismonitoring en consulten op afstand. Uit andere hoeken klinkt het dat parkeertarieven nodig zijn omdat ziekenhuizen er een deel van hun kosten mee dekken. Bovendien wordt op deze manier voorkomen dat omwonenden er steevast hun wagen parkeren.